‘Het IO-arrest: wanneer sprake van btw-ondernemerschap?’

Column door Hans Everse.

Wel btw verschuldigd, geen btw verschuldigd: de btw-positie van onder andere toezichthouders en leden van adviescommissies kent een turbulent verleden. Het lijkt erop dat nu toch eindelijk meer duidelijkheid is verschaft over de vraag of in deze situaties sprake is van btw-ondernemerschap. In veel gevallen zal namelijk geen btw verschuldigd zijn. Inmiddels is gebleken dat de invloed van het IO-arrest verder reikt dan alleen het ondernemerschap van commissarissen.

Tijdlijn btw-ondernemerschap commissarissen

Tot 1 januari 2013 gold het Besluit van de staatssecretaris van Financiën dat commissarissen die maximaal vier commissariaten vervulden, niet werden aangemerkt als belastingplichtige voor de omzetbelasting. De Europese Commissie was het hier niet eens met deze handelswijze en dreigde een inbreukprocedure te starten tegen Nederland. De Commissie was namelijk van mening dat een commissaris, ook al is het maar ter vervulling van één commissariaat, als btw-ondernemer kwalificeerde. Nederland paste haar beleid hierop aan en stelde dat sprake was van btw-ondernemerschap vanaf de vervulling van het eerste commissariaat.

Het Hof van Justitie heeft vervolgens in haar arrest van 13 juni 2019 (beter bekend als het IO-arrest) beslist dat de betreffende commissaris niet als btw-ondernemer kwalificeert. Echter betekent dit niet per definitie dat nooit sprake kan zijn van btw-ondernemerschap voor commissarissen. De beoordeling of sprake is van ondernemerschap dient immers altijd te berusten op de feiten en omstandigheden van het individuele geval.

Wanneer geen sprake van btw-ondernemerschap?

Wil een beroep op het ontbreken van btw-ondernemerschap slagen, dan dient men aan te tonen dat sprake is van gelijke omstandigheden als die waarin de commissaris in het onderhavige IO-arrest verkeerde.

Het gaat hierbij om de omstandigheden dat de commissaris:

  • niet handelt in eigen naam, noch voor eigen rekening en eigen verantwoordelijkheid;
  • niet persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld voor schade toegebracht aan derden bij de uitoefening van het commissariaat;
  • een vaste vergoeding ontvangt die niet afhankelijk is van de deelname aan vergaderingen of van de feitelijk gewerkte uren en daardoor geen enkel economisch bedrijfsrisico draagt.

Wanneer alle hiervoor genoemde omstandigheden zich voordoen kan met succes een beroep op het IO-arrest worden gedaan en zal er geen sprake zijn van btw-ondernemerschap.

Meerdere commissariaten

De situatie is mogelijk anders wanneer meerdere commissariaten worden vervuld. In de btw moet namelijk altijd per prestatie worden beoordeeld of deze wordt verricht in de hoedanigheid van ondernemer. Dat meerdere commissariaten worden vervuld zou geen rol van betekenis mogen spelen, als maar in alle gevallen sprake is van gelijke omstandigheden als in het IO-arrest. Doet zich echter in één of meerdere commissariaten btw-ondernemerschap voor, dan zou dit op basis van de geldende rechtspraak aanleiding kunnen zijn om ook bij andere commissariaten ondernemerschap voor de omzetbelasting vast te stellen.

Gevolgen voor zzp’ers

Op basis van de uitkomst in de genoemde arresten kan zelfs worden beargumenteerd dat ook de zzp’er die onder leiding en verantwoordelijkheid van zijn opdrachtgever werkzaamheden verricht niet kwalificeert als btw-ondernemer, wanneer bij het uitvoeren van deze werkzaamheden geen individuele verantwoordelijkheid wordt gedragen.